De Historie van Zeilmakerij Molenaar
Zeilmakerij heeft een zeer rijke historie. Het bedrijf is opgericht in 1720! Dat maakt dat wij 300 jaar ervaring hebben. Daar is uiteraard veel over te vertellen. Lees hier verder.
1720-1884
In 1884 nam Tjerk Molenaar de zeilmakerij van zijn baas Theunis Sikkema over. Het bedrijf bestond toen zeker al 150 jaar. Tjerk was toen 45 jaar oud en al 26 jaar in dienst bij Sikkema. Zo is het dus dit jaar 136 jaar geleden dat de naam Zeilmakerij Molenaar het licht zag. Geen specifiek jubileumjaar maar toch een verjaardag om even bij stil te staan. Het bedrijf dat Molenaar toen overnam was toen zeilmakerij, taanderij en touwslagerij.
Doek in de eerste jaren
Het meest gebruikte doek in de eerste jaren was het z.g. Karldoek, ook wel geschreven als Carldoek of Karreldoek. Aanvankelijk werd dit uit hennep geweven. In de praktijk was gebleken dat Nederlands zeildoek, geweven uit met de hand gesponnen inlandse hennep, sterker was dan buitenlandse doek, maar het was wel iets duurder. Na ±1850 werd hennep door vlas verdrongen en gingen veel weverijen over op machinaal spinnen en weven.
Eerste opdracht: nieuw zeil van eerste soort Hollands Carldoek
De eerste opdracht, die Tjerk Molenaar kreeg, kwam van de bekende scheepsbouwer Eeltje Holtrop van der Zee uit Joure. Het werd een nieuw zeil van eerste soort Hollands Carldoek. De tweede notitie in het debiteurenboek was de levering van een “halfsleten vok” ƒ 9,– en een “halfsleten zeil met gaffel” ƒ 70,–. Hierbij kwamen nog enige werkzaamheden. Het totaalbedrag bedroeg ƒ 114,64. Dit bedrag werd in driemaal afbetaald, gedurende vier jaren. Hieruit blijkt dat Molenaar ook de door Sikkema ingeruilde tuigen had mee overgenomen. Zo leverde hij in datzelfde jaar een “halfsleten Drentse fok” voor ƒ 45,–. Dit bedrag werd in vier keer afbetaald, de laatste keer in 1905, dus na 21 jaar, over armoede en vertrouwen gesproken! Het linnen had nu ook zijn intrede gedaan, voor een jacht werd geleverd: “een kluivok van ligt wit linnen”. Tien jaar later werd voor een moderne beroepsschipper de eerste fok gemaakt van katoendoek voor een vrachtschip (skûtsje?)
Opvallend is Molenaars gebruik van de F en de V. Zo werd er een sprietzeil gemaakt van “Flaams linnen”. Een paar jaar later staat genoteerd: “Voor Mijnheer Gustave Steurbant te Gent een nieuw zeil gemaakt van katoendoek van zijn eigen fabrikaat en door hem zelf geleverd”. Nu weten we ook waar dat Flaamse doek vandaan kwam.
1894: boeier die tegenwoordig de Friese Statenjacht Friso is
1894, het jaar waarin Molenaar een compleet nieuw tuig leverde op de nieuwe boeier gebouwd bij E.H. van der Zee te Joure, voor Mr. B.P. Harinxma thoe Slooten. Deze boeier is het tegenwoordige Friese Statenjacht Friso. Het schip vaart, na 120 jaar, nog steeds met Molenaar zeilen (tegenwoordig weliswaar Dacron). Het grootste deel van de zeilproductie gaat nog steeds naar de beroepsvaart = vracht- en vissersschepen.
1915: pleziervaart in een groeifase
Rond 1915 is er een bepaalde kentering in de “doelgroepen” te bespeuren, de pleziervaart is duidelijk in een groeifase. Veel zeilen worden gemaakt van katoendoek no. 2 voor een klantenkring die aanvankelijk voornamelijk in Friesland woont, maar gaandeweg meer en meer verspreid in heel Nederland.
Opvallend zijn de leveranties aan de vissers uit Wierum en Paessens-Moddergat. In 1883 werden deze dorpen door een ramp getroffen waarbij bijna de gehele vissersvloot en veel mensenlevens verloren gingen. Rond 1920 werden op de Waddenzee grote hoeveelheden garnalen gevangen. Er werd nu goed verdiend en zeker 15 vissers konden bij Molenaar nieuwe zeilen bestellen.
Schippers en vissers waren kennelijk zelf mans genoeg hun nieuwe zeilen op het schip aan te slaan en te “trimmen”. Voor de boeiers moest Molenaar doorgaans zelf de zeilen hijsen en passen, in de thuishaven of te Grou. Dat leverde vaak opmerkingen op als ”Staat er mooi bij”, of: “moet niet te ruim op de giek”.
1920: kleine jachtjes komen om de hoek kijken
Na 1920 wordt er bijna alleen katoendoek gebruikt zoals: Katoen No. 2 Corner Mills of Russel Mills. De “kleine” jachtjes komen nu om de hoek kijken: vrijbuiters, twaalfvoetsjollen, regenbogen en plezierschouwen. Leveringen aan de beroepsvaart nemen gaandeweg af.
1926: wedstrijdzeil voor ‘Rust na Arbeid’
Eén opdracht voor de beroepsvaart wil ik echter niet onvermeld laten (i.v.m. twee belangrijke zaken). In 1926 wordt er voor schipper Lammert Brouwer uit Nijbeets een “wedstrijdzeil” gemaakt voor zijn skûtsje “Rust na Arbeid” dat in dat jaar bij Barkmeijer te Enumatil werd gebouwd. Voor het eerst wordt het woord “wedstrijdzeil” gebruikt (zaak 1). Het zeil wordt gemaakt uit Amerikaans katoen no. 1, en zo staat vermeld: “nog uit de hand genaaid door IJme Alkema in 182 uren” (zaak 2). Brouwer moest hiervoor wel ƒ 18,– meer betalen. De laatste opmerking duidt er op dat de naaimachines al lang hun intrede hadden gemaakt. In Amerika werden ze rond 1870 geïntroduceerd, meest voor huishoudelijk gebruik, o.a. door Singer. In Europa kwamen, na 1880 de meeste industriële naaimachines uit Engeland en uit Duitsland. Bij Molenaar staan nog twee Duitse “Adler” machines, maar wel van latere datum.
Jaren 30
In de jaren dertig van de vorige eeuw was de Groninger Scheepswerf Gideon van J. Koster Hzn. Een regelmatig terugkomende klant. Op deze werf werden tientallen van de later zo bekende Groninger coasters van 200-350 ton gebouwd. Molenaar leverde voor deze schepen dekkleden over de luiken, kleden over de kappen, hoezen over de luchthappers en de open stuurstand. In de eerste jaren soms nog een steunzeiltje. Het waren steeds orders van ƒ 800,– tot ƒ 1200,–.
Het jaar 1938 was misschien wel (tot 1990) het topjaar in geleverde jachtzeilen. Er werden toen 285 complete tuigen afgeleverd en ± 60 dektenten. Er werd dus naast ander werk bijna elke dag wel een nieuw tuig gemaakt! Niet onvermeld mag blijven dat er ook nog veel voor boeren werd gewerkt: hooinetten en hooikleden maken en herstellen, hoorn- en staarttouwen, paardenleidsels, paarden- en koeiendekken etc. De 16m2 is inmiddels een populaire klasse geworden. Bij Molenaar heet dit schip nog altijd vergrote BM. Een nieuw zeil + fok kost ƒ 73,–. Bij hoge uitzonderling wordt in 1936 nog eens een zeil voor een skûtsje gemaakt, voor de “Cosmopoliet”, in 1904 gebouwd bij A.T. v.d. Werff te Warga. Het zeil van Amerikaans katoen no. 2 kostte ƒ 143,64.
Afnemers over het hele land verspreid
De watersport bloeit als nooit te voren. Er worden zeilen gemaakt voor alle gangbare klassen zoals vrijbuiters, BM, 16 m2, Olympiajollen, 22m2, 30 m2 en Regenbogen. De afnemers wonen over het hele land verspreid. Ook wordt veel direct voor jachtwerven gewerkt, veel in Friesland maar ook opvallend veel voor bedrijven in het westen des lands, maar ook elders: voor W. Huisman & Zn. Te Ronduite een tuigage voor een Staverse jol, prijs ƒ 390,06.
Voor en na de tweede wereldoorlog
Kort voor de oorlog lanceert Bruynzeel het “Valkjacht”. Het eerste jacht dat uit door Bruynzeel geproduceerd hechthout in eigen fabriek wordt gebouwd. Molenaar mag na een zeer scherpe calculatie de eerste tweehonderd tuigen leveren, een mooi begin voor de vijf donkere jaren die nog zullen komen. Maar toch worden tot 1944 regelmatig nieuwe zeilen geleverd, maar er komt ook regelmatig meer reparatiewerk. In 1944 zakt de zeilmakerij geheel in. De grotere bedragen die dan nog binnenkomen (variërend tussen ƒ 200,– en ƒ 600,–) zijn afbetalingen van beroepsschippers.
Het jaar 1945 begint aarzelend maar na de maand maart wordt het weer “ouderwets”. In 1947 komen de jachtwerven ook weer terug, net als voor de oorlog: regionaal maar ook weer uit het hele land. Opvallend veel nieuwe zeilen “naar het oude model”, dat dan intussen zeker 10 jaar oud is. Vanaf 1956 worden tientallen tuigen gemaakt voor de Celebrity-klasse, een export versie van de 16 m2, maar dan met torentuig en midzwaard. Ze werden in Sneek (Alberda) en in Grou (Wester) gebouwd voor export naar Amerika.
1965
In 1965 kwam Pim Schurink in het bedrijf. Zijn moeder was een zuster van Tjerk Molenaar, die dus zijn oom was. ’s Zomers in de zaak en ’s winters veel op pad om werk binnen te halen. Door verschil van zakelijk inzicht duurde het dienstverband slechts korte tijd. Toevallig kwam in dezelfde tijd een baan als bedrijfsleider vacant bij zeilmaker U. de Vries ook in Grou. Hier bleef Pim vijf jaar actief tot hij in 1979 weer bij zijn oom Molenaar begon. Er werden nu duidelijke afspraken gemaakt en in het zelfde jaar nam Schurink het bedrijf over. Al gauw zag hij dat er teveel personeel en te weinig werk was. Een drastische sanering was het gevolg. Door de nadruk te leggen op hoge kwaliteit van de gemaakte tuigen en het stipt nakomen van afgesproken levertijden wist hij binnen korte tijd het tij te keren.
1980
In de loop van 1980 kwam er ook weer meer werk uit de jachtbouwwereld en de chartervaart breidde zich geweldig uit. Veel schippers wisten Grou te vinden. Er werd zelfs een computer met enige software aangeschaft, waarover verderop meer.
Kennis van vader op zoon
De overdracht van kennis was nog nooit het gilde-tijdperk ontstegen. Overgrootvader Tjerk Molenaar had alle maten en modellen in zijn hoofd. Grootvader Simke werkt volgens “bestekken” die hij alleen kende en kon (laten) uitvoeren. Hij was doodsbenauwd, zoals de meeste zeilmakers, dat personeelsleden met zijn gegevens naar een concurrent zouden overlopen of voor zichzelf zouden beginnen. Oom Tjerk Molenaar was de eerste die volgens tekeningen ging werken. Het meten en tekenen had hij op een speciale cursus geleerd. De tekeningen werden wel in de brandkast bewaard. Omdat er nog steeds geen officiële opleiding voor zeilmaker bestaat, gaat de kennis van het zeilmaken nog steeds over van vader op zoon en van leermeester op leerling.
1986
In 1986 werd Jaap Jongsma aangenomen als leerling zeilmaker. De man die hem het vak zou leren vertrok al na 3 weken, hetgeen niet aan Jaap lag, maar die moest nu verder het zelf maar uitdokteren, iets wat hem uiteindelijk heel goed is afgegaan. De computer die Schurink had aangeschaft werd nu het speeltje voor Jaap, die nog geen ervaring hiermee had, maar hij maakte zich de computervaardigheid snel eigen. Hij werd o.a. hierdoor ook de beoogde opvolger van Pim Schurink.
1991
Pierre Modderman kwam in 1991 in het bedrijf. Hij werd belast met de watersportwinkel, die door mevrouw Schurink was opgezet en door haar werd gerund. Verder ging Pierre zich met het tuigen van jachten bemoeien.
2005
Nadat Jongsma en Modderman in 2005 het bedrijf van Schurink hadden overgenomen besloten ze de watersportwinkel af te stoten: te grote (verplichte) voorraad en te weinig rendement.
Het bedrijf dreigde het ietwat stoffige beeld van een platbodem zeilmakerij te krijgen. Jongsma en Modderman gingen meer aandacht besteden aan grote wedstrijdjachten, aan eenheidsklassen en vooral aan jeugdklassen. Vooral dit laatste bleek een goede gedachte: veel jeugdzeilertjes van toen zeilen nu in hun gezinsjachten nog steeds met Molenaars zeilen. De hausse in de Lemsterakenklasse, rond 1995, legde deze zeilmakers geen windeieren, ze werden marktleider in deze klasse.
Omdat de ontwikkeling en fabricage van de moderne doeksoorten en het per computer berekenen van jachtzeilen in korte tijd zo’n grote vlucht had genomen besloten Jongsma en Modderman een samenwerkingsvorm aan te gaan met Quantum Sail Design Group. Als mondiaal of Europees gezien klein bedrijf moet je niet proberen het wiel opnieuw uit te vinden. Het resultaat van deze samenwerking is dat Molenaar de meeste zeilen onder eigen naam en logo maakt en dat de zeilen voor speciale schepen (one of a kind) door Quantum werden ontwikkeld en gemaakt.
Onder de naam Molenaar is de zeilmakerij nog steeds springlevend. Dat het bedrijf zeker nog 125 jaar ouder is, wordt in alle bescheidenheid bijna vergeten, maar het is na ruim 250 jaar gereed voor de toekomst.
Samenvatting eigenaren
- 1769 Ate Ypes Faber
- 1804 Sipke Sjoerds
- 1828 Wybe Dam & Hidde Tjelkens
- 1847 Evert Sikkema
- 1872 Theunis Sikkema
- 1884 Tjerk Molenaar
- ± 1900 Simke Molenaar
- 1923 Tjerk Molenaar
- 1979 S.T.O. (Pim) Schurink
- 2005 Jaap Jongsma & Pierre Modderman